Pensioensparen in 2019: Fiscaal voordeel 980 of 1260 euro. Pensioensparen staat voor een “vrijblijvende, fiscaalvriendelijke spaarvorm die deel uitmaakt van de derde pensioenpijler en dient om een aanvullend pensioen op te bouwen”. Het geeft de belegger de mogelijkheid om op “individuele” basis een pensioenkapitaal op te bouwen en daarmee onderscheidt het zich van de eerste twee pijlers. Zowel het wettelijk pensioen als de groepsverzekering en de IBP’s zijn collectieve middelen om het pensioen veilig te stellen. Sparen voor een aanvullend pensioen via de derde pijler kan op twee manieren:
In dit artikel ligt de focus vooral op de laatste vorm.
De overheid moedigt ‘pensioensparen’ als aanvullend pensioen aan door er een belastingvoordeel aan te verbinden. Sinds 2018 werd een systeem van duaal pensioensparen ingevoerd en zijn twee grensbedragen (jaarlijks geïndexeerd) van toepassing:
De pensioenspaarder krijgt bijgevolg respectievelijk 25 procent of maximum 315 euro en 30 procent of 288 euro van zijn storting terug via de afrekening van de personenbelasting. Als gevolg van deze belastingvermindering, dalen ook de gemeentebelastingen. De pensioenspaarder moet jaarlijks expliciet zijn toestemming geven om het fiscaal maximum te sparen.
Om de bedragen gestort in het kader van het pensioensparen fiscaal in mindering te mogen brengen, moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn:
[emaillocker]
In ruil voor het hierboven beschreven fiscale voordeel betalen pensioenspaarders op 60-jarige leeftijd (of na 10 jaar bij start na 55) een langetermijnspaartaks die voor de periode 2015 tot en met 2018 verlaagd werd van 10 naar 8 procent (Michel I) van het opgebouwde kapitaal. In ruil voor deze vermindering wordt in de periode van 2015 tot en met 2019 elk jaar in september een taks geheven van 1 procent van het spaargeld op 31 december 2014. De reeds ingehouden bedragen worden dan bij de eindtaxatie op de 60ste verjaardag van de pensioenspaarder in mindering gebracht.
De eindtaxatie houdt niet in dat het pensioensparen moet stoppen: de stortingen na 60 en voor 65 jaar genieten nog van het belastingvoordeel, maar zijn vrij van taks.
Pensioenspaarders die vóór hun 60ste uittreden (tenzij bij overlijden), moeten een veel hogere taks van 33 procent betalen. Hierdoor gaan de ‘genoten’ belastingverminderingen geheel of gedeeltelijk in rook op.
[emaillocker]Pensioensparen kan via een pensioenspaarfonds of via een tak 21-pensioenspaarverzekering. Fiscaal worden ze zo goed als gelijk behandeld, maar ze verschillen vooral op het vlak van de rendementen en de risico’s. Het fiscaal verschil zit hem in het bedrag voor de berekening van de eindbelasting. Voor pensioenspaarfondsen berekent de fiscus de aanslag op een fictief berekend pensioenkapitaal: ze maakt de optelsom van elke storting die forfaitair gekapitaliseerd wordt tegen 4,75 procent per jaar. Als het geld in werkelijkheid meer opgebracht heeft, is het surplus belastingvrij. Bij een pensioenspaarverzekering wordt het werkelijk ontvangen kapitaal (exclusief winstdeelnames) belast.[/emaillocker]
Er is een interessant boek hierover beschikbaar op Borgerhoff-Lamberigts. Het boek kreeg de titel Aandeel tot zichtrekening 2019 (isbn 9789089319173) en werd geschreven door Leen Carrijn en verwerkt door Owl press. Het boekt telt 648 pg's en met de kortingscode "aandeel" ontvangt u nog eens korting.
Δ
Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.
Eén zin viel mij speciaal op in dit artikel, nl.
“Als gevolg van deze belastingvermindering, dalen ook de gemeentebelastingen.”
Door het hogere maximum te nemen spaar je een beetje meer voor later.
Hetgeen je terugtrekt, lijkt mij niet volledig te kloppen. Het is volgens mij 294 EUR of 315 EUR.
Maar een indirect voordeel is blijkbaar die lagere gemeentebelasting (voor wie in een gemeente woont met een gemeentebelasting > 0%)… Daar had ik nog niet bij stilgestaan.
Gelukkig is er ook nog het langetermijnsparen, zodat je nog eens extra kunt sparen, want als je het met 980 EUR per jaar moet doen, ga je op het einde van de rit met een mager spaarpotje zitten (afgezien van het fiscale voordeel dat toch ergens verrekend zit in het aanslagbiljet, en dus “opgaat” in de rest.
Wanneer gaat men eens de bedragen echt verhogen? En voor mij mag dat uiteraard met de verplichting dat je van die som moet afblijven tot bij pensionnering, geen probleem.
Aanvulling: als je meer spaart (hoger maximumbedrag)… word je op het einde van de rit ook op een hoger bedrag belast. Maar er van uit gaand dat het pensioensparen op lange termijn een hoger resultaat geeft, valt daar best mee te leven.
Een tip voor wie een hoger bedrag maar niet het nieuwe maximumbedrag wil betalen:
Je spaart best minimum 1.177 euro en maximum 1.260 euro. Als je minder dan 1.177 euro spaart, is je belastingvoordeel kleiner dan wanneer je in het stelsel van 980 euro spaart.
Voor de berekening van de eindbelasting gaat de fiscus er nog doodleuk van uit dat er een actuarieel rendement is van maar liefst 4,75% !!! In alle stilte wordt je gepluimd ! Wanneer wordt dit aangepast naar de huidige rentestanden?
© 2012 - 2022 MijnKapitaal.be