Beleg ik nu best in beleggingsfondsen of in een ETF Index Tracker ? Belangrijk voor deze keuze is het uiteindelijke rendement, de beleggingskosten en jouw voorkeuren (duurzaam beleggen, …).
Kosten zijn er in vele soorten en maten, maar ze drukken allemaal op het rendement. Vaak ligt de hoogte van de kosten vooraf al vast en heeft men er daarna weinig invloed meer op.
De kosten zijn de belangrijkste verklaring waarom het rendement op een breed gespreide portefeuille in negatieve zin afwijkt van het beursgemiddelde (alfa). Ik hecht eraan om het Nederlandse alfa te gebruiken en niet het Engelse alpha, hoewel er in het technische en het financiële onderwijs meestal alpha wordt gehanteerd – meestal niet te verklaren op basis van de hoogte van de kosten, maar eerder uit het genomen risico. Feitelijk is dat geen alfa, maar bèta. Gecorrigeerd voor het risico blijkt echte alfa vluchtig en schaars.
Nu zijn in de afgelopen decennia de beleggingskosten sterk gedaald, onder andere door de opkomst van passief beleggen. De totale omvang van passieve indexfondsen en ETFs (exchange traded funds) is dan ook sterk gestegen. Nu vormen alle kopers en verkopers samen de markt, dus met elkaar kunnen we nooit meer dan het marktrendement halen. En daar moeten de kosten nog van af, want vaak wordt de markt gedefinieerd als de index en in de index zitten nu eenmaal geen kosten. Na kosten is de totale alfa dus negatief.
Door de lagere kosten van passief beleggen, ligt het gemiddelde nettorendement op passief beleggen hoger dan het gemiddelde nettorendement van alle actieve beleggers. Maar door de concurrentie van passief beleggen zijn ook de kosten van actief beleggen gedaald. Het verschil met passief beleggen is veel kleiner geworden. Zoals bij elke disruptie, moeten bestaande partijen zich aanpassen om te overleven. Op dit moment zijn institutionele beleggers bereid om circa 25 procent van de alfa te accepteren als kosten, bèta is voor deze beleggers bijna gratis.
We voegen u toe aan onze e-mail lijst nadat u onze e-mail heeft bevestigd.
Tegenwoordig is er veel meer aandacht voor duurzaam beleggen, wat per definitie betekent dat er wordt afgeweken van een wereldwijde index. Sommige bedrijven worden uitgesloten en andere bedrijven krijgen een hoger gewicht dan op basis van hun marktkapitalisatie valt te rechtvaardigen.
In de strikte definitie van passief beleggen – het kopen van de markt – is duurzaam beleggen automatisch een vorm van actief beleggen. De enige vorm van passief beleggen is immers wanneer men een mandje met alle beschikbare aandelen koopt, gewogen naar rato van de onderliggende marktkapitalisatie. Elke afwijking daarvan is per definitie arbitrair en dus een actieve keuze. Daarmee is ook de keuze van de benchmark of de index een zeer actieve keuze. Een keuze waar veel beleggers overigens onvoldoende bij stil staan.
Met de implementatie van duurzaam beleggen is het tijdperk van puur passief beleggen voorbij. Duurzaamheid wordt bovendien niet door iedereen op dezelfde manier ingevuld. Er is wel een tendens naar standaardisatie, maar dit is meer ingegeven door carrièrerisico’s van de beheerders. In plaats van een sterk homogene indexbenadering is er bij passief duurzaam beleggen veel meer ruimte voor subjectieve verschillen.
Een kerkelijke organisatie geeft vaak een andere invulling aan duurzaamheid dan een milieubeweging. Gelet op de allocatiefunctie van kapitaalmarkten is die diversiteit een positieve ontwikkeling. Het maakt het systeem bovendien meer robuust.
Het monetaire beleid van de afgelopen jaren heeft de passieve belegger bevoordeeld. In de door centrale banken afgedwongen zoektocht naar rendement ging vrijwel alles omhoog. Uiteraard niet in een rechte lijn.
Vooral het beleid van centrale banken zorgde voor tussentijdse bewegingen, meer dan de fundamentele ontwikkelingen. In een dergelijk risk-on/risk-off-scenario kan zelfs een fundamenteel actieve belegger weinig waarde toevoegen. De dispersie tussen individuele aandelen was ook relatief klein, waarmee goede keuzes nauwelijks werden beloond.
De instroom in passieve indexfondsen en ETF’s van honderden miljarden per jaar heeft er bovendien voor gezorgd dat passief beleggen de meest succesvolle beleggingsstrategie ooit is geworden, een strategie die door actieve beleggers, waar ook nog eens voortdurend geld werd onttrokken, moeilijk was te verslaan.
Het moment nadert dat de instroom richting passief beleggen piekt. Dat kan een kantelpunt zijn om anders tegen ETF indexbeleggen aan te kijken.
Actief beleggen, bijvoorbeeld in de vorm van duurzaam beleggen, waar de komende jaren waarschijnlijk veel geld naar toe zal stromen, lijkt dan een beter alternatief. Overigens staat de keuze voor passief of actief los van de vorm waarin wordt belegd.
Niet elk indexfonds of ETF is een passieve belegging. Sterker nog, in de meeste ETFs worden stevige actieve keuzes gemaakt. Tegelijkertijd lijken actieve beleggers zich meer dan ooit bewust van de index, wat betekent dat sommige actieve portefeuilles nauwelijks nog afwijken van de index. Ook letten actieve beleggers meer dan ooit op elkaar, min of meer afgedwongen door vergelijkingen en de concurrentie op maand-, kwartaal- of jaarbasis. De daadwerkelijke omvang van passief beleggen is daarmee een veelvoud van de zichtbare beleggingen in indexfondsen en ETFs.
Eigenlijk zijn de verschillen in kosten tussen actief (beleggingsfondsen) en passief (ETFs) nu te klein. Er wordt onvoldoende betaald voor alfa. Dat is een gevolg van de jarenlange uitstroom bij actieve fondshuizen en de toenemende concurrentie om marktaandeel.
Deze terugval in opbrengsten is lange tijd gemaskeerd door de stijgende aandelen- en obligatiemarkten, maar vooral de zwakkere actieve fondshuizen hanteren nu tarieven beneden de kostprijs. In de strijd om te overleven, doen ze alles om marktaandeel te behouden.
Goedkoop kan dan al snel duurkoop blijken te zijn. Daarmee is een te lage prijs ook een indicatie van een bovengemiddeld operationeel risico. Door de afnemende kostenverschillen komen wel de voordelen van actief beleggen bovendrijven. De piek in passief is waarschijnlijk dichterbij dan we denken.
In een naar marktkapitalisatie gewogen index zitten per definitie bedrijven (asset allocatie) die het al goed hebben gedaan. De index is een afspiegeling van de winnaars van gisteren. Dat lijkt van alle tijden, maar de omloopsnelheid van bedrijven in de index neemt toe.
Technologische vooruitgang zorgt ervoor dat we op het kantelpunt zitten tussen lineaire en exponentiële groei. De aarde groeit niet, dus het risico van deze ongebreidelde groei is dat exponentiële groei weliswaar voor disruptie zorgt, maar dan vooral van het milieu.
Exponentiële groei betekent ook steeds kortere intervallen. Tot en met 1900 verdubbelde de menselijke kennis elke 100 jaar. In 1945 was dit verkort naar 25 jaar, in 1982 tot iets meer dan 12 jaar. Volgens IBM zal het internet-der-dingen elke 12 uur voor een kennisverdubbeling zorgen. Dat lijken grote stappen, maar ter relativering: er zijn miljarden petabytes aan dataopslag nodig om het menselijk brein in kaart te brengen. De totale omvang van het internet is op dit moment slechts 16 miljoen petabyte.
Exponentieel groeiende bedrijven zijn bijna altijd informatie gedreven, hebben weinig overhead, en vertonen door toepassing van nieuwe technologie een steile groeicurve.
Zo kunnen bedrijven steeds eenvoudiger onderdelen outsourcen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van cloud-computing.
De bestaande grote bedrijven in de index houden veel zaken het liefst in eigen hand, ook omdat het vervelend is om in het verleden gedane investeringen af te boeken. De jonge exponentieel groeiende bedrijven zoeken juist schaalbaarheid.
Tegenwoordig kopen bedrijven niet meer software of een dienst, maar neemt het bedrijf een abonnement. De populariteit van software-as-a-service (Saas) en de vele varianten daarop, zorgen voor een bijna oneindige schaalbaarheid, zonder noemenswaardig hogere kosten of meer complexiteit. Jonge en kleine bedrijven kunnen daardoor veel sneller en eenvoudiger concurreren met de grote bestaande bedrijven.
Dit pleit ervoor om vroegtijdig in veelbelovende jonge ondernemingen te beleggen, want succesvolle kleine bedrijven gaan tegenwoordig snel wereldwijd viraal en groeien daarna als kool. Waar vroeger jaren nodig waren voor de internationale expansie, is zoiets tegenwoordig in korte tijd mogelijk.
Deze evolutionaire versnelling zorgt ervoor dat bedrijven veel korter onderdeel zijn van een index. De gemiddelde leeftijd van beursgenoteerde bedrijven lig onder de twintig en een steeds groter deel van dat leven brengen ze door in private handen. De meeste successen worden geboekt voordat ze in de index zijn opgenomen. Niet omdat ze te klein zijn, maar simpelweg omdat ze nog niet zijn genoteerd.
Tegenover de voordelen van een beursnotering staan ook steeds meer nadelen. Meer rapportages, meer regels en vooral meer kosten. Zo hanteren sommige beurzen nog steeds de regel dat een bedrijf drie jaren winst moet hebben gemaakt, voordat het een notering kan krijgen, terwijl juist die snelle groeiers vaak eerst voor marktaandeel gaan en pas bij het bereiken van de feitelijke monopoliepositie komt de sterke winstgevendheid, die bij zo’n positie hoort, bovendrijven.
Dankzij de groei en de diepe zakken van private equity hebben niet-genoteerde bedrijven eenvoudig toegang tot kapitaal. Bovendien blijken de historische voordelen van een beursnotering tegenwoordig ook voor niet-genoteerde bedrijven te gelden.
Daar waar in het verleden niet-genoteerde bedrijven een lagere waardering hadden dan genoteerde bedrijven, is dat nu niet meer het geval.
Participaties van private equity partijen zijn ook veel eenvoudiger onderhands verhandelbaar. Waar vroeger de beurs voor private equity partijen de enige exit was, worden nu deze participaties vaak doorverkocht aan andere private equity fondsen of aan bedrijven.
Dat gaat zelfs zo ver dat jonge bedrijven die op papier meer dan één miljard waard zijn (unicorn), lang zonder beursnotering toekunnen.
Vroeger was zo’n grote, niet beursgenoteerde startup een zeldzaamheid, tegenwoordig kom je erin om. Deze bedrijven krijgen vaak het stempel van eenhoorn (in het Engels unicorn, het mythische dier dat zo zeldzaam was dat je er nooit één zag), maar er zijn tegenwoordig meer eenhoorns dan witte neushoorns.
Met die eenhoorn-status krijgen niet-beursgenoteerde bedrijven ook een bekendheid waar voorheen alleen beursgenoteerde bedrijven door hun beursnotering van profiteerden. Waar inkopers vroeger alleen zakendeden met beursgenoteerde bedrijven, is het nu juist hip om zaken te doen met een eenhoorn.
Het proces van creatieve destructie, tegenwoordig vaak bestempeld als disruptieve innovatie, gaat door technologische ontwikkelingen steeds sneller. Winnaars zullen dus steeds sneller last krijgen van nieuwe concurrenten en alternatieve bedrijfsmodellen.
Concurrenten die worden gefinancierd door private equity en tegelijkertijd ook niet zo veel geld meer nodig hebben.
De activiteiten met een hoog kapitaalsbeslag worden meestal uitbesteed naar Azië. Die nieuwe bedrijven komen pas naar de beurs als men zittende aandeelhouders de mogelijkheid wil geven om te verkopen en zo te ‘cashen’. Het mag duidelijk zijn dat dit meestal niet het moment is om in te stappen.
Het aantal beursgenoteerde aandelen in de Verenigde Staten daalt al twintig jaar gestaag. Het lukt niet eens om de Wilshire 5000 index te vullen met 5000 bedrijven.
Dat was wel het geval bij de lancering van deze index in 1974. De piek met Amerikaanse noteringen werd bereikt in 1997 met in totaal 8060 bedrijven.
De gemiddelde leeftijd van bedrijven is door de disruptieve innovaties fors gedaald. Die gemiddelde leeftijd van de bedrijven in de S&P 500 index ligt nu beneden de 20 jaar. In de jaren vijftig was de gemiddelde leeftijd nog 60 jaar.
Waar eerst fusies en overnames zorgden voor minder bedrijven, zijn het de laatste tijd vooral bedrijven als Facebook, Amazon, Netflix, Google en Apple (FANG aandelen) die zorgen dat andere bedrijven het loodje leggen of worden overgenomen. Juist de grootste bedrijven in de index bestaan tegenwoordig uit ondernemingen die nog niet zo lang geleden zijn opgericht en waar vaak de oprichter nog aan het roer staat.
Passief beleggen is een vorm van disruptieve innovatie geweest, maar nu die disruptie haar werk heeft gedaan in de vorm van lagere kosten, bestaat het risico dat passieve indexbeleggers zelf worden gepasseerd door nieuwe innovaties. Disruptieve innovatie zorgt daarmee ook voor een kantelpunt in de beleggingsindustrie.
Waar veel actieve fondshuizen hun marktaandeel zien teruglopen, omdat ze het effect van passief hebben onderschat, lopen passieve huizen nu ook het risico dat ze vasthouden aan de bestaande, sterk gegroeide activiteiten en dat ze door dat succes minder geneigd zijn om het bestaande bedrijfsmodel aan te passen.
Begin deze eeuw behoorden assetmanagers zoals Fidelity, JP Morgan Fleming, Capital Group, Deutsche Asset Management, Mellon, Allianz, Merrill Lynch, Morgan Stanley, Citigroup, Alliance en Robeco tot de grootste in de wereld.
Geen enkele van deze assetmanagers had meer dan $ 1 biljoen onder beheer en dit waren toen allemaal actieve beleggers.
Inmiddels zijn ze ingehaald door passieve huizen als Vanguard en State Street en bestaat de top twintig allemaal uit partijen met meer dan $ 1 biljoen onder beheer en controleert diezelfde top 20 een derde van alle activa in de wereld.
Het actieve fondshuis Merrill Lynch, dat eerst overgenomen werd door Blackrock, wist handig gebruik te maken van de Grote Financiële Crisis door Barclays Global Investors (iShares) over te nemen.
De ontwikkeling bij Blackrock laat zien dat aanpassen de belangrijkste les is bij disruptie. Blackrock is met vele biljoenen belegd vermogen met afstand de grootste belegger ter wereld, gevolgd door achtereenvolgens Vanguard, UBS, State Street, Fidelity, Allianz, Capital Group, JP Morgan, BNY Mellon en Pimco. Met zo’n omvang komen ook de bedreigingen. Megagrote assetmanagers zijn bijna per definitie veroordeeld tot passief beleggen. Daardoor vervaagt ook het onderscheid tussen actief en passief beleggen bij zo’n omvang.
Een grote omvang wordt niet alleen gestimuleerd door kostenvoordelen, maar ook omdat veel klanten zaken willen doen met uitsluitend de grootste beleggers in de wereld.
Dit lijkt vooral ingegeven door carrièrerisico, niemand wordt immers ontslagen voor het inhuren van Blackrock. Carrièrerisico’s raken door het strengere toezicht steeds meer geïnstitutionaliseerd.
In de pensioenwereld lijkt het er soms wel op dat men meer bezig is om te voldoen aan de eisen van de toezichthouder, dan om te zorgen voor een goed pensioen. De betere beleggers blijken meestal niet bij die grotere huizen te zitten, maar waren de afgelopen tien jaar te vinden bij partijen als T. Rowe Price, Legg Mason, Jupiter, Wells Fargo, Baillie Gifford, Polar Capital, Odyssey, Alger, Comgest en Morgan Stanley.
Binnen de top tien grootste beheerders komen ook portefeuillemanagers van UBS en Fidelity met enige regelmaat terug in de hogere regionen, maar groot betekent dus niet automatisch beter.
De sterke concentratie frustreert in veel opzichten de belangrijkste functie van financiële markten, namelijk een zo efficiënt mogelijke allocatie van kapitaal.
Waar vroeger actieve beleggers bedrijven beloonden met een koersstijging als het rendement en daarmee de winsten stegen, zijn passieve beleggers alleen geïnteresseerd in het gewicht in de index.
De prikkel om te innoveren, of om nieuwe markten aan te boren, verdwijnt naar de achtergrond.
Waar actieve beleggers altijd nog de mogelijkheid hebben om het aandeel te verkopen, wanneer ze vinden dat het beleid van de onderneming niet goed genoeg is, houden passieve beleggers altijd zo’n positie aan.
Deze insteek zorgt er bovendien voor dat passieve beleggers niet snel in gesprek zullen gaan met de bedrijven. Het is tegenwoordig wel gebruikelijk dat er wordt gestemd op de aandeelhoudersvergadering door passieve beleggers, maar vaak is dit uitbesteed aan een extern bureau. Daar lijkt het minder uit te maken hoe er is gestemd, zo lang er maar wordt gestemd. Daarbij lijkt de nadruk te liggen op duurzame thema’s.
Met de opkomst van duurzaam beleggen staan grote assetmanagers voor een nieuwe uitdaging. Technologie maakt het tegenwoordig mogelijk dat de eindbelegger zelf invulling kan geven aan bijvoorbeeld duurzaamheidsprincipes.
Bedrijven rapporteren nu vaak slechts één keer per jaar over ontwikkelingen op dat gebied, maar dat kan in de toekomst real-time.
Waarom moet de assetmanager nog een extern bureau inschakelen om te stemmen op de aandeelhoudersvergadering als de individuele belegger in de toekomst via zijn mobiele telefoon eenvoudig zelf zijn stem kan laten horen. Het gaat te ver om te stellen dat daar een app voor moet komen, aangezien de menselijke interactie met machines de komende tien jaar waarschijnlijk steeds meer zal verschuiven richting spraak.
Het blijft toch lastig typen op zo’n klein schermpje, maar de interactie met Alexa of Siri is in de toekomst veel eenvoudiger. Dit biedt die bedrijven ook een goede mogelijkheid om daadwerkelijk in gesprek te gaan met hun aandeelhouders.
Technologie stelt daarmee ook de rol van de assetmanager ter discussie. Nu zijn er overduidelijke kosten- en schaalvoordelen van beleggen in een fonds of een ETF, maar technologie maakt het ook hier mogelijk dat hetzelfde bereikt kan worden zonder deze tussenpersonen.
Voordeel voor de financiële markten is wel dat het aanbod van kapitaal veel heterogener wordt. Dat zorgt ervoor dat beleggingen minder digitaal worden. Tot nu toe is het zo dat wie in de index zit eenvoudig toegang heeft tot nieuw kapitaal, dan wie niet in de index zit.
Dat is één van de verklaringen voor de sterke groei van private equity. Het is voor jonge bedrijven veel lastiger om geld op te halen. Een beursnotering is niet alleen kostbaar, er komen ook steeds meer rapportageverplichtingen bij. In de toekomst kunnen individuele beleggers beter hun voorkeur kenbaar maken en naast duurzame aandachtspunten zal er daardoor meer dan nu oog zijn voor innovatie en rendement.
Een positieve alfa is de outperformance die een belegger heeft behaald bovenop wat verwacht zou mogen worden. Het rendement wordt daarom vaak vergeleken met een relevante benchmark (index). Het rendement van de markt (index) is dan de bèta.
Een speciale dank aan Dieperik Han.
MijnKapitaal.be is opgericht om onze kennis en ervaring rond financiële producten te delen met jullie. Onze focus is sparen en beleggen metname spaarrekeningen, obligaties, beleggingsfondsen, aandelen en thema beleggingen.
Δ
Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.
Zeer goed artikel!!! Nog van dat 🙂
Beste wensen aan allen voor 2021 . Een gelukkig en voorspoedig NIEUW JAAR zonder corona mag ik hopen.
Interessant artikel met andere inkijk op keuze fondsen.
© 2012 - 2022 MijnKapitaal.be