Als een grote onderneming, een overheid, of supranationale instelling een omvangrijke som geld nodig heeft voor de financiering van een project, kunnen zij ofwel een lening aangaan bij een of meerdere KI, ofwel zich rechtstreeks wenden tot spaarders via de uitgifte van een obligatielening. Misschien is die keuze er zelfs niet omdat het bedrag zodanig groot is dat een KI het risico niet aankan. Bovendien is de rentevoet die de emittent of uitgever betaalt aan het grote publiek lager dan die van een krediet bij (de) bank(en). Beleggers die intekenen op de emissie van een dergelijke obligatielening met doorgaans coupures van minimaal 1.000 euro krijgen naargelang hun inbreng een of meerdere obligaties als bewijs.
Een obligatie vertegenwoordigt een schuldvordering van de obligatiehouder ten overstaan van de ontlener of debiteur voor een bepaalde duur, tegen een overeengekomen rente. Met andere woorden, de emittent ‘bekent’ – aan de hand van het effect – zijn schuld: hij belooft jaarlijks de rente en op de eindvervaldag de nominale waarde te betalen. De belegger is echter niet verplicht om zijn obligatie tot op de eindvervaldag te houden want hij kan ze in de meeste gevallen verkopen op de secundaire markt.
Een papieren obligatie bestond vroeger uit een mantel en een couponblad. Als gevolg van de dematerialisering bestaan Belgische obligaties niet meer op papier en kunnen ze enkel via een effectenrekening aangehouden worden.
Nieuw uitgegeven obligaties worden bij de beleggers geplaatst via de primaire markt. Intekenen kan meestal online of via een financieel tussenpersoon. Daar kan de potentiële belegger ook terecht voor informatie over de emittent via een prospectus (met onder andere financiële basisinformatie en uitgiftemodaliteiten).
De plaatsingsperiode van een emissie is meestal beperkt en kan vervroegd worden afgesloten. Ook het aantal ‘te plaatsen stukken’ is gelimiteerd. Bij aankoop op de primaire markt betaalt de obligatiebelegger geen makelaarsloon, noch beurstaks.
De prijs die de belegger bij de aankoop op de primaire markt betaalt, is niet noodzakelijk dezelfde als de nominale waarde vermeld op de coupure. Er zijn verschillende mogelijkheden:
Een obligatiebelegging is niet tot op de vervaldag geblokkeerd. Op de secundaire markt, de tweedehandsmarkt voor obligaties, kunnen de effecten vóór de vervaldag verkocht worden. Maar omgekeerd kunnen beleggers ook obligaties kopen op de secundaire markt.
De marktwaarde van de obligaties op de secundaire markt is niet gelijk aan de nominale waarde, maar hangt af van de koers op het moment van aan- of verkoop. De koers (uitgedrukt in %) wordt onder andere beïnvloed door rente, de resterende looptijd, en de financiële gezondheid van de uitgever.
Verder vindt de verhandeling meestal plaats tussen twee betaaldata van interesten en dit geeft het probleem van de verlopen interesten: de verkoper moet proportioneel vergoed worden voor het bedrag aan interesten waarop hij bij de eerstvolgende uitbetaling recht zou hebben gehad.
In tegenstelling tot de primaire markt, is handelen op de secundaire markt onderworpen aan makelaarsloon en beurstaks. De financiële tussenpersonen rekenen ongeveer 1 procent verhandelingskosten aan. De beurstaks bedraagt 0,12 procent (met een maximum van 1.300 euro).
Er is een interessant boek hierover beschikbaar op Borgerhoff-Lamberigts. Het boek kreeg de titel Aandeel tot zichtrekening 2019 (isbn 9789089319173) en werd geschreven door Leen Carrijn en verwerkt door Owl press. Het boekt telt 648 pg's en met de kortingscode "aandeel" ontvangt u nog eens korting.
Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.
© 2012 - 2020 MijnKapitaal.be