In mijn screenings noem ik het VAR: een cijfer dat het verschil weergeeft tussen het laagste jaarlijks rendement en het hoogste rendement. In feite wel een belangrijk cijfer want het geeft in feite de vork weer waartussen jouw rendement zich gaat bevinden. Ook hebben we gezien dat deze beide uitersten (en dus ook het verschil tussen beiden) een vrij stabiel gegeven is, stabieler dan het gemiddelde rendement waar men vaker rekening mee houdt. Logisch eigenlijk want limieten, in de sport zou men het records noemen, zijn niet zo makkelijk te kloppen.
In ons redactieteam stellen wij alle gegevens regelmatig in vraag en daarbij kwam de volgende opmerking: die limieten zijn zeker waardevol en belangrijk maar je kan er niet uit opmaken hoe vaak en hoe snel een fonds tegen die limieten aan botst. Een fonds dat meerdere malen zijn hoogste rendement afwisselt met zijn dieptepunt, kan hetzelfde VAR-cijfer hebben als een fonds dat dit maar éénmaal in zijn bestaan heeft bereikt. Ook de snelheid waarmee een fonds de hoogte inschiet of de dieperik ingaat is toch belangrijk bij de bepaling van zijn volatiliteit.
We berekenen elke halve maand het percentage waarmee een fonds gestegen of gedaald is. De stijgingen gommen we gewoon weg en van de dalingen berekenen we het gemiddelde.
Om de fondsen te kunnen vergelijken, hebben we er voor gezorgd dat we telkens gaan kijken naar een zelfde aantal periodes. Een gemiddelde van bijvoorbeeld slechts 2 of 3 periodes heeft geen zin.
We zijn gestart met alle fondsen waarvan we reeds een NIW hadden op 1/01/2007. Tot en met 1/03/2016 had ik zo 221 periodes. De gemiddelden van die negatieve rendementen vind je in kolom VOL2007: natuurlijk een negatief cijfer wat weergeeft wat je gemiddeld kan verliezen op een halve maand. Je hebt dan ook nog een kolom PERC2007: daar vind je het percentage negatieve periodes (=halve maanden). Het eerste cijfer zit liefst zo dicht mogelijk bij 0 en het andere in feite ook = zo laag mogelijk.
Te laag is misschien ook niet goed want er zitten er een aantal bij die overal NUL geven: niet goed want het rendement blijkt ook NUL te zijn (een cashfonds).
Omdat er heel wat fondsen zijn die begin 2007 nog niet opgestart waren, hebben we dezelfde berekeningen gemaakt, maar nu met als aanvang 1/01/2010 ( 149 halve maanden of periodes); Zowel de volatiliteit als het cijfer van het percentage negatieve momenten.
Als jij nu dacht dat de cijfers erg uit mekaar zouden liggen tussen een periode met een heftige crash (2008) en een periode zonder zo’n crash (vanaf 2010 tot nu), dan blijkt dat toch niet zo. De resultaten liggen dichter bij mekaar dan gedacht en als dat zo is, dan is dat een signaal dat cijfers uit het verleden wel degelijk bruikbaar zijn om een fonds te beoordelen.
Open dan hier het bestand en je hebt er nu eens geen sleutel voor nodig:
Ik ben meer dan 30 jaar werkzaam geweest in de financiële sector. Toen ik in 1991 mee aan de wieg stond van de Tak 23 had de fondsenvirus me al snel te pakken. John Bogle stelt dat 94% van de fondsen op de lange termijn hun benchmark op de lange termijn niet konden verslaan. Voor mij was dat een uitdaging om op zoek te gaan naar die andere 6%.
Δ
Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.
Door het gemiddelde te nemen van de negatieve rendementen bekom je een maat voor het gemiddelde negatief rendement doch niet een maat voor de volatiliteit ( spreiding). Een maat voor de spreiding is de standard deviatie. U kunt deze ook uitrekenen enkel voor de negatieve rendementen.
We waren op zoek naar iets dat enkel rekening hield met de dalingen, en dat nog vatbaar is voor niet-wiskundigen. Doel bereikt. De wortel uit het gemiddelde van de kwadraten van de verschillen met het gemiddelde (want dat is de standaarddeviatie) bereikt ons doel niet, maar goed nieuws voor de liefhebbers: die kan je op M* (e.a.) vinden. Ondertussen zijn er ook al de vervolgartikels daarover hier en hier.
ik loop inderdaad regelmatig een grote winst mis maar een, bescheiden winst maken is realistisch! ik ben een bescheiden belegger dus! ik kies voor de constante! bv jaar A 5% jaar B 5% jaar C 5% en als ik dan eens tijdens jaar B een 10% mis… omdat ik niet wou deelnemen aan een groter risico daar kan ik mee leven. ik neem wel mijn 5% (de logica) mvg
neen ik neem liefst ietsje minder winst voor ietsje minder risico ik doe ook wel aan een fonds hoor maar zelden bv nu heb ik een fonds lopen mvg
Ik wil niet echt ingaan posities enzo maar ik hou van een goeie spread eventueel wat commodity en zelf wat aandelen. top-down, zelf de index hou ik in overweging. Een fonds zal ik eerder gebruiken als overbrugging en die moet er dan ook nog uitspringen.. en ik denk dat ik defensief ben, alhoewel de bank mij dynamisch zal noemen (5-10%) is eigenlijk nog redelijk defensief terwijl als je 10% enzo.. dat is toch een risico opzoeken. Je kan er wel mee verdienen hoor in theorie 10% enzo die fondsen maar instap/uitstap zal doorwegen.. Dat kan handig zijn, leuke delen van de markten die plotseling bereikbaar zijn, ik ben er niet tegen maar ik let wel op. mvg
De verkopers van trackers verwijten de fondsbeheerders dat de meesten er niet in slagen om op de langere termijn de index te verslaan. Dat zij door een aantal opgelegde regels belemmerd worden, is al een eerste reden. Dan wordt er nog aangevoerd dat zij niet altijd de juiste keuze’s maken, zelfs niet met al de info waarover zij beschikken. Dat jij dat wel kan, met heel wat minder accurate info, doet mij de wenkbrauwen fronsen. Misschien heb jij wel heel veel geluk ?
Waarom niet de universele statistische maat van variabiliteit hanteren, nl. de standaarddeviatie (afgekort std) van een gegevensreeks? Voor wie het interesseert: ik heb dit zelf op de volgende manier toegepast.
Ik volg een vijftigtal fondsen waarvan ik de historische NIW waarden wekelijks bewaar. Daarmee bereken ik dan conform de MijnKapitaal methode de AV1 waarden over de laatste 5 jaar. Dat levert een tijdreeks van 260 metingen per fonds op (waar ook het zwakke beursjaar 2011 in zit).
Met twee simpele excelformules kan je het gemiddelde van de AV1 over de laatste 5 jaar en de bijhorende std voor elk fonds laten berekenen. Als je die datakoppels (gem. AV1 en std) voor alle fondsen in een xy scatterdiagram zet, zie je een puntenwolk verschijnen waar duidelijk een lineair regressieverband in zit. (Simpel gezegd, hoe groter de gem. AV1 hoe groter de std wordt, wat niet onlogisch is natuurlijk). Excel kan ook die lineaire regressierechte berekenen. Voor mijn verzameling van 50 fondsen is die regressieformule y= 0.41x + 0.0416. Daarbij is x de gem. AV1 waarde en y de verwachte std die bij die AV1 hoort. Tenslotte kan je dan de verwachte std gaan vergelijken met de reële std voor één fonds, of ook fondsen onderling vergelijken.
Een voorbeeld:
Carmignac Patrimoine heeft een gemiddelde AV1 waarde van 4.7%. De verwachte std is dan 6.1%, terwijl de reële std van C. Pat. over de voorbije 5 jaar 6.5% is. Dus dit fonds heeft de laatste 5 jaar gemiddeld 4.7% opgeleverd en 60% van alle AV1 waarden ligt tussen 11.2% en -1.8%.
Het recent besproken Nordea Stable Return fonds heeft een gemiddelde AV1 van 6.7%. De te verwachten std is dan 6.9%. De reële std is echter slechts 3.2%. Het jaarrendement van Nordea lag dus in 60% van de gevallen tussen 9.9% en 3.5%.
Conclusie: C.Patrimoine levert gemiddeld 2% minder op dan Nordea en heeft bovendien een grotere variabiliteit dan je zou mogen verwachten voor dergelijk rendement, terwijl Nordea duidelijk een zeer kleine variabiliteit heeft en dus een beter voorspelbaar (en bovendien een hoger) rendement. Mijn persoonlijke conclusie is dat ik C.Patrimoine verkoop en inruil voor Nordea Stable Return.
slim maar best ook lange termijn visie houden er zullen mensen zijn hier die het totaal anders zien, maar ik focus niet perse op fondsen ik heb toch hier daar al iets kunnen leren van mijn kapitaal hoor mvg
© 2012 - 2022 MijnKapitaal.be