Tien jaar na de val van Lehman Brothers leggen Masja Zandbergen en Kenneth Robertson uit waarom governance zo belangrijk is voor de bankensector. De risico’s blijven immers een probleem voor de banken.
Afgelopen weekend was het alweer tien jaar geleden dat de wereldwijde financiële crisis begon. De markten kelderden toen wereldwijd, nadat Lehman Brothers op 15 september 2008 opschorting van betaling had aangevraagd. Na de Aziatische valutacrisis (1997) en de dotcombubbel (2000-2003) was dit niet de eerste crash die ik meemaakte. Maar de gevolgen van deze crash – het begin van een van de zwaarste financiële crises sinds mensenheugenis – waren veel verstrekkender. Je zou verwachten en hopen dat de financiële wereld hiervan heeft geleerd. Het heeft in ieder geval de manier veranderd waarop wij de financiële sector analyseren vanuit beleggingsoogpunt. In deze column bespreken we onze kijk op corporate governance in de financiële sector en leggen we uit waarom we met banken een dialoog aangaan over ESG-kwesties.
Los van de directe en zeer verstrekkende gevolgen van de crisis is er een serieuze discussie ontstaan over de rol die zwakke corporate governance heeft gespeeld in de crash. Tien jaar na de val van Lehman blijven bestuurssamenstelling en beloningsregelingen belangrijke aandachtspunten voor ons stembeleid. Het gebrek aan inzicht op bestuursniveau in risico’s en de wijze om die in te perken, hebben een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan van de financiële crisis. Het onderstreepte de grote financiële materialiteit van slecht overzicht bij ondernemingsbesturen. Vanaf dat moment is er veel veranderd in de financiële sector. Over de gehele wereld hebben beleidsmakers vastgesteld dat banken te veel risico konden nemen en daarom is de regelgeving flink veranderd. Veel grote financiële instellingen hebben op basis daarvan hun corporate governance aangepast.
Inzicht in de kwaliteit van de corporate governance van een onderneming, en daarmee het vermogen om de grootste risico’s van de organisatie te begrijpen en in te perken, is een cruciaal onderdeel van ons stembeleid. Veel van de faillissementen tijdens de wereldwijde financiële crisis van 2008 zijn op de een of andere manier te relateren aan het nominatieproces van de betreffende ondernemingen. Zo bestond het bestuur van Lehman Brothers voor de faillissementsaanvraag uit tien leden, waarvan er negen met pensioen waren. Vier leden waren ouder dan 75 jaar en slechts twee leden hadden ervaring in de financiële sector. In de auditcommissie zat een theaterimpresario zonder enige achtergrond in het bankwezen, risicobeheer of audits. Dit was duidelijk geen voorbeeld van best practice. Maar wat is dat wel, als het gaat om het beoordelen van het bestuur van banken? In onze ogen speelt het nominatiebeleid een bepalende rol bij het beperken van de risico’s. Dit beleid moet zorgen voor een goede mix van vaardigheden, competenties en onafhankelijkheid op zowel toezichthoudend als uitvoerend niveau. Er moet vooral een transparante en weloverwogen benadering zijn voor het voordragen van directieleden voor bepaalde functies. Een geschikt en goed gestructureerd nominatieproces is in deze sector dan ook essentieel voor effectief risicobeheer op de lange termijn. In ons stembeleid besteden we vooral aandacht aan de vaardigheden van de kandidaten voor de audit-, risico- en kredietcommissie van het bestuur. Zo proberen we ervoor te zorgen dat het bestuur bestaat uit leden met een diepgaand inzicht in de risico’s en in de manier om die te beperken. We zoeken naar kandidaten met een sterke achtergrond in de sector en de regio waarin de ondernemingen actief zijn. Daarnaast zoeken we ook naar externe experts met de kennis om heersende standpunten over de risicobereidheid van een onderneming ter discussie te stellen.
Het is dus belangrijk dat bestuursleden de juiste vaardigheden hebben, maar ze moeten ook hun bezorgdheid uiten als daar in hun ogen reden voor is. Daarom is de onafhankelijkheid van het bestuur een ander aspect van corporate governance dat van groot belang is om het risico te beperken. Toch blijven veel financiële instellingen – vooral in de Verenigde Staten – een dubbel mandaat verlenen aan hun CEO, die daardoor ook voorzitter van het bestuur kan zijn. Voor effectief toezicht op het management is het noodzakelijk dat het bestuur onafhankelijk kan oordelen en dat er geen sprake is van belangenverstrengeling. Het is van groot belang dat het bestuur als sparringpartner kan dienen voor het managementteam. Daarnaast moet de CEO verantwoording afleggen aan een bestuur dat bestaat uit leden met diepgaand inzicht in de lopende activiteiten en onderwerpen. Tegelijkertijd moet dat bestuur onafhankelijk genoeg zijn om tegen het senior management in te gaan als er dingen verkeerd lopen.
Toch komt er bij risicobeheer meer kijken dan simpelweg een best practice-benadering voor de samenstelling van het bestuur. Zo zijn er talloze voorbeelden waarbij het nemen van te grote risico’s werd uitgelokt door slecht samengestelde beloningsregelingen, met negatieve gevolgen voor de winst van een onderneming. Vooral bij banken zagen we dit vaak. Als ondernemingen het nemen van risico te veel stimuleren door de manier waarop ze het senior management belonen, is de kans levensgroot dat er daadwerkelijk te veel risico wordt genomen. Volgens velen hebben zulke beloningsregelingen een belangrijke rol gespeeld bij de grote verliezen in 2008. Daarom is een kritische beoordeling van de beloningsregeling van de ondernemingen waarin wij en onze klanten beleggen een zeer belangrijk onderdeel van ons stembeleid. Onze analyse is gericht op een goede afstemming met de belangen van beleggers en op uitgebreide rapportages door de beloningscommissie over de beoordeling van de prestaties van uitvoerende bestuursleden. Ook risicogecorrigeerde maatstaven spelen hierbij een belangrijke rol.
Over het algemeen zijn de praktijken voor bestuurssamenstelling in de tien jaar na de crisis van 2008 zeker verbeterd. Vooral de regelgeving heeft ertoe geleid dat er meer kandidaten met financiële kennis worden genomineerd dan in de jaren voor de crisis. Toch weten we niet altijd wat er achter gesloten deuren gebeurt en dus is het moeilijk om de kwaliteit van een bestuur goed te beoordelen. Wat dat betreft is openheid over de uitkomst van zelfevaluaties voor beleggers de volgende stap. Zo krijgen zij inzicht in de manier waarop risico’s worden beperkt op bestuursniveau. De beloning voor bestuurders blijft ook een belangrijk punt van zorg, zowel in ons stembeleid als in onze engagementbenadering. Dit onderwerp speelt dan ook een voorname rol in ons engagementthema ‘Risicobeheer en risicocultuur in de bankensector’. Dit programma is opgestart om inzicht te krijgen in de manier waarop banken hun risicobereidheid bepalen, compliance- en risicobeheersystemen implementeren en hun cultuur beheren. Engagement is noodzakelijk bij dit onderwerp. De kwaliteit van het risicobeheer en de specifieke cultuur van een bedrijf kan namelijk niet alleen worden beoordeeld op basis van jaarverslagen, risicoverklaringen en andere bedrijfsdocumentatie. Een afvinklijst voor corporate governance is één ding, want een conflictvrij bestuur en de juiste KPI’s (key performance indicators) in het beloningsbeleid zijn belangrijk. Maar het echte probleem is natuurlijk de cultuur. Daarom kijken we bij onze engagement naar een grotere verscheidenheid aan factoren, zoals de cultuur, hoe medewerkers worden gestimuleerd op basis van niet-financiële criteria, en de houding van topbestuurders. Mensen in de financiële sector moeten zich realiseren dat financieel beheer geen doel op zich is, maar slechts een hulpmiddel om sociaal-economische welvaart te creëren voor alle belanghebbenden
Ik vind het o zo gemakkelijk dat er telkens verwezen wordt naar Lehman brothers in Amerika.
De banken (en de ECB ?) in Europa, om van de toezichthouders nog te zwijgen hebben minstens evenveel boter op het hoofd in deze zaak want als er voor een product veel vraag is dan zijn alle middelen goed om aanbod te creëren. Als die enorm grote vraag blijft bestaan, dan is de kans groot dat de fantasie op hol slaat.
Lehman bood “verpakte hypotheekleningen” (of mandjes van HL) aan aan onze Europese banken. Waarschijnlijk was er niemand onderlegd genoeg om de risico’s van die producten met die hogere rendementen in te schatten. Alhoewel, die eerste “ladingen” waren niet zo risicovol want het ging nog over reguliere HL. In de verzekeringswereld is de herverpakking van risico’s voor de herverzekeraars de normaalste zaak van de wereld. Omdat die producten echter een hoger rendement (en als iets te mooi is om waar te zijn, dan…) schrok men zich bij Lehman een hoedje over de steeds weerkerende vraag naar nog meer, nog meer, nog meer, heb je nog van dat ?… Noch de toezichthouders, noch de ECB grepen in: waarschijnlijk hadden ze het daar ook niet door.
Zo ging men leningen toestaan aan mensen van wie men reeds van bij het begin wist dat die hun lening niet konden terugbetalen: men herverpakte en schoof het door naar Europa… Op ’t laatste zou men herverpakte leningen gaan herverpakken om nog aanbod te creëren. In Europa hadden ze nooit genoeg. Nog meer, nog meer, nog…
Dat men leningen gaf aan minder vermogenden was te verklaren: door de vraag naar herverpakte HL ging de huizenmarkt in de VS (met de toevloed van dat Europese geld) boomen. Als iemand niet meer kon betalen, verkocht men de woning door aan een hogere prijs (er was amper risico voor de ontlener).
Maar aan alle mooie liedjes komt een eind en de woningprijzen stokten. In Europa gingen alle alarmbellen af en geen enkele bank vertrouwde nog een andere bank omdat men niet kon inschatten hoeveel risico die ander bank had binnen gehaald.
Het strafste van de hele zaak: van al die “grote heren” bankiers met ronkende titels, van alle toezichthouders die zaten te slapen en van al die dikbetaalde ambtenaren van de ECB is er niemand die gestraft is geweest, zelfs nog geen vermaning heeft gekregen, omdat die niet gedaan had wat ie moest doen. Heel wat van die kerels zit nog altijd genoegzaam in dezelfde functie en wordt daar nog altijd rijkelijk voor betaald.
“Het was de schuld van Lehman…” Ze dronken een glas, pisten een plas en alles bleef zoals het was. Nu nog steeds tien jaar later.
Ik ben meer dan 30 jaar werkzaam geweest in de financiële sector. Toen ik in 1991 mee aan de wieg stond van de Tak 23 had de fondsenvirus me al snel te pakken. John Bogle stelt dat 94% van de fondsen op de lange termijn hun benchmark op de lange termijn niet konden verslaan. Voor mij was dat een uitdaging om op zoek te gaan naar die andere 6%.
Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.
Is er eigelijk veel veranderd in de Europese (groot)banken zoals Paribas en dergelijke, of zitten die nog altijd op allerlei effecten waarvan men de risico’s nauwelijks kent of men het zich gewoon niet aantrekt? Zijn de Europese banken betrouwbaarder nu of niet echt? Ik lees dat er nu in de EU meer bankregels zijn en strengere controles. Klopt dit volgens jullie of is dit maar schone schijn?
Onlangs zag ik een interessante docu op NPO over de periode 2007-2008 enerzijds en hoe het nu is. Het lakse toezicht en de hebberigheid van Europa (niet alleen banken, ook Italiaanse dorpen en steden kochten massaal) werden uitvoerig uit de doeken gedaan. Volgens de reportage bezitten sommige banken nog steeds grote pakketten van die verpakte hypotheekleningen. Enerzijds omdat ze hopen dat ze ooit nog iets gaan opbrengen, maar voornamelijk omdat ze er niet meer van af geraken.
Wat ook uitgebreid aan bod kwam, was het systeem van QE en de rol van schaduwbanken en hedgefondsen daarin. Blijkbaar heeft de ECB beslist van welke bedrijven, of type-bedrijven, ze obligaties willen opkopen. Maar de ECB gaat niet zelf kijken of ze die kunnen kopen. De schaduwbanken speuren de markt af, en beginnen massaal op te kopen, waardoor ze (soms veel) stijgen. Dan tippen ze de ECB, die van hen terug koopt, maar aan een veel hogere prijs dan ze een tijdje daarvoor stonden. Die cash komt helaas “niet echt” in de economie terecht. Schaduwbanken en hedgefondsen geven leningen aan bedrijven die geld nodig hebben, vaak ook aan bedrijven die bij gewone banken niet meer terecht kunnen. Schaduwbanken vallen buiten elke regelgeving die vandaag de dag voor banken telt. De immense bedragen die zij uitlenen, worden volgens de reportage ook niet meegeteld in de schuldenberg van de bedrijven (omdat ze hier de bankgegevens blijkbaar voor nemen). Hierdoor groeit bij sommigen de vrees dat de volgende crisis een “schuldencrisis” zal worden.
© 2012 - 2020 MijnKapitaal.be